De Bourgondische bon vivant 20 september 2023
Ik heb hem een jaar of drie mogen kennen, onze Bourgondiër. Een lieve, vriendelijke en vrolijke man die makkelijk contact maakte met ons als medewerkers. Maar ook bij zijn medebewoners verwierf hij zich een warme plek door zijn manier van zichzelf zijn.
Een verleden waar ik slechts flarden van ken, zijn Amsterdamse tijd, zijn eigen zaak, een boekhoudkundig bedrijf -ik noemde hem ook wel eens de accountant-, zijn liefde voor dieren en muziek. Maar ook het genieten van eten, drinken en zijn sociale contacten.
Een nog relatief jonge man (eind zestig) toen hij vanuit een andere zorginstelling naar onze locatie verhuisde. Opvallend doordat hij als gevolg van een hersenbloeding halfzijdig verlamd was en rondreed in een trippelstoel. Een vaak guitige uitdrukking op zijn gezicht, klaar om weer een grap te lanceren. Hij had een vaste plek aan tafel en kende zijn medebewoners allemaal erg goed. Soms was ik verbaasd als hij zijn observaties deelde, bijna niets ontging hem. Hetzelfde gold overigens ook voor de medewerkers. Hij vertelde zijn observaties in een soort schetsvorm, een karakteristiek van een persoon.
Zijn kamer was echt zijn domein, zijn kantoor eigenlijk. Zijn eigen spullen om hem heen, wat foto’s, cd’s en muziekinstallatie, televisie, laptop, rekenmachine en erg belangrijk zijn bureau, mobiele telefoon en koelkast. Vaak dacht hij nog steeds aan het werk te zijn, zat dan achter de laptop, maakte notities in schrijfblokken en verzond Whatsapp berichten. Dat het niet klopte kon je goed zien als hij je liet meekijken. De aantekeningen waren nietszeggend, de ingetypte berichten zou niemand kunnen ontcijferen en het bedienen van de telefoon lukte niet.
Achter die vaak vrolijke buitenkant zat tegelijkertijd iemand die zich gevangen voelde in zijn haperende lichaam en zijn afnemende geestelijke vermogens. Soms zei hij dan ook dat het leven op deze manier voor hem niet meer hoefde. De tegenstelling met hoe zijn leven voor zijn hersenbloeding was, was eigenlijk over. Met groot respect keek ik altijd hoe hij dan toch weer iedere dag met een grap en een grol begon. Altijd wel een snedige opmerking of een vriendschappelijk woord.
Ik bracht hem zovele keren om kwart voor acht zijn medicatie. Hij had meestal wel lekker geslapen en was klaar voor de nieuwe dag. Maar wilde nog wel heel graag even blijven liggen. Ik vertelde hem altijd wie hem zou komen helpen met wassen en aankleden. Hij vond het meestal prettig om te weten wie er zou komen. Soms was hij minder tevreden, je kunt tenslotte niet iedereen altijd waarderen.
Op een gegeven moment werd hij lid van de cliëntenraad. Hij vond dat geweldig, voelde zich weer belangrijk. Stapels papier op het blad van zijn rolstoel en op zijn bureau. Bezocht geplande vergaderingen en genoot. Op een morgen kwam ik bij hem om de zorg te verlenen. Zo, ze hij -met een brede lach op zijn gezicht-, ik heb die, die en die collega al ontslagen. Jij bent de volgende. Ik schudde zijn hand, gaf een knipoog en zei: Nou dan scheiden hier onze wegen, ik ga je dan ook maar niet meer helpen. Hij krabbelde terug en zei er nog even over na te denken. Als ik hem later hielp zei hij dan: je doet extra je best nu, bonuspunten scoren hè. Het bleef onze grap.
Hij had beneden in de tuin een eigen konijn in het hok van afdeling welzijn. Hij kocht dan (of liet meebrengen) allerlei lekkernijen voor zijn beestje. Hij was een echte dierenliefhebber die soms melancholisch naar foto’s van dieren zat te kijken.
Hij is twee keer met collega’s naar een concert geweest. Het afscheidsconcert van De Dijk en later naar een concert van Roger Waters. Wat hebben ze met elkaar genoten, er zijn meerdere foto’s en filmpjes van gemaakt. Ook met de psychomotore therapeute ging hij af en toe duo fietsen. Weer of geen weer, dik ingepakt met een wollen muts op.
Langzaamaan, heel geleidelijk heb ik hem zien achteruitgaan. Steeds vaker zat hij dan slapend voor de televisie met tegelijkertijd ook de radio aan. Na het wassen en aankleden reed hij naar de woonkamer om te ontbijten. Soms zelfs tijdens het ontbijt viel hij dan in slaap, zijn hand op zijn telefoon, midden in het typen van weer een belangrijk bericht. Hij vergat zijn afspraken met de cliëntenraad, las de stukken niet. Verscheen te laat of niet bij de fysiotherapie. Hij ervaarde dat als verschrikkelijk falen. Met behulp van een weekkalender probeerden we de structuur te bewaren.
Hij leek ook wat verwarder nu en dan. Vertelde dan als hij wakker werd dat hij helikopters en tanks op het dak had gezien. Allemaal soldaten en camouflagenetten. Alsof hij alles wat hij op het journaal had gezien of op de radio had gehoord beleefde. Slapen ging moeizaam en hij belde vaker de nachtdienst, maar had dan geen concrete hulpvraag.
Een week of twee geleden kreeg ik het gevoel dat het nog minder goed ging. In de ochtend dacht hij dat het avond was, wilde niet uit bed. We hebben hem toen op bed gelaten en daar verzorgd. Steeds drinken aanbieden, het waren de hete nazomerdagen. Daarna had ik een week vakantie en kwam afgelopen maandag weer terug. Zijn hart werkte niet meer goed en we hebben hem op bed verzorgd. Niet meer aanspreekbaar, een reutelende ademhaling. Gestart met stevige medicatie om hem niet te laten lijden. Je zou dan zoveel meer willen doen, maar meer dan heel goed voor hem zorgen kun je niet.
We hebben hem zijn favoriete “De Dijk” T-shirt aangetrokken, gladgeschoren en een lekker luchtje opgedaan. Hoog in de kussens gezet, goed ondersteund zodat de ademhaling vergemakkelijkt werd. Aan het einde van de dienst de houding weer zodanig veranderd dat hij lekker lag en een rustiger indruk maakte.
Hij is vroeg in de avond rustig in bijzijn van familie overleden.
We hebben je met liefde verzorgd en zowel bewoners als medewerkers zullen je enorm missen. Dat was direct merkbaar door de sfeer binnen de afdeling, iedereen bezig met zijn/haar eigen gedachten.
Een medebewoonster verwoorde het heel treffend:
‘De hemel heeft er een sterretje bij, een heel mooi sterretje’
*De foto mag ik met toestemming van de familie gebruiken
The Burgundian bon vivant September 20, 2023
I have known him for about three years, our Burgundian. A sweet, friendly, and cheerful man who easily contacted us as employees. But he also earned a warm place among his fellow residents because of his way of being himself.
A past of which I only know fragments, his time in Amsterdam, his own business, an accounting company - I sometimes called him the accountant -, his love for animals and music. But also enjoying food, drinks, and social contacts.
A relatively young man (late sixties) when he moved to our location from another healthcare institution. Remarkable because he was paralyzed on one side because of a cerebral hemorrhage and rode around in a triple chair. An often-mischievous expression on his face, ready to launch another joke. He had a permanent place at the table and knew all his fellow residents very well. Sometimes I was surprised when he shared his observations, almost nothing escaped him. The same also applied to the employees. He told his observations in a kind of sketch form, a characteristic of a person.
His room was really his domain, his office. His own things around him, some photos, CDs and music system, television, laptop, calculator and very importantly his desk, mobile phone and refrigerator. He often thought he was still at work, sitting behind the laptop, making notes in notebooks, and sending WhatsApp messages. You could clearly see that something was wrong when he let you watch. The notes were meaningless, no one could decipher the typed messages and it was impossible to operate the telephone.
Behind that often-cheerful exterior was someone who felt trapped by his faltering body and his declining mental capabilities. Sometimes he said that he no longer had to live this way. The contrast with what his life was like before his brain hemorrhage was over. I always watched with great respect how he started every day with a joke and a joke. Always a witty comment or a friendly word.
I brought him his medication at 7:45 so many times. He had usually slept well and was ready for the new day. But I still wanted to lie down for a while. I always told him who would come and help him wash and dress. He usually liked to know who was coming. Sometimes he was less satisfied, after all, you can't always appreciate everyone.
At one point he became a member of the client council. He loved that, felt important again. Stacks of paper on the top of his wheelchair and on his desk. Attended scheduled meetings and enjoyed themselves. One morning I came to him to provide care. So, he said -with a broad smile on his face-, I have already fired such, such and such a colleague. You are next. I shook his hand, gave a wink, and said: Well then, our path’s part here, I'm not going to help you anymore. He backed down and said he would think about it some more. When I helped him later, he would say: you are trying extra hard now, you can score bonus points. It remained our joke.
He had his own rabbit in the hut of the welfare department downstairs in the garden. He would buy (or have brought) all kinds of treats for his animal. He was a true animal lover who sometimes looked melancholy at photos of animals.
He went to a concert twice with colleagues. De Dijk's farewell concert and later to a concert by Roger Waters. They enjoyed each other so much; several photos and videos were taken. He also occasionally went cycling as a duo with the psychomotor therapist. Rain or shine, wrapped up thickly with a woolen hat.
Slowly, very gradually, I have seen him deteriorate. More and more often he found himself sleeping in front of the television with the radio on at the same time. After washing and dressing, he drove to the living room for breakfast. Sometimes even during breakfast he would fall asleep, his hand on his phone, in the middle of typing another important message. He forgot his appointments with the client council and did not read the documents. Showed up late or not at physiotherapy. He experienced that as a terrible failure. We tried to maintain structure with the help of a weekly calendar.
He also seemed a little more confused now and then. Then when he woke up, he said he had seen helicopters and tanks on the roof. All soldiers and camouflage nets. As if he was experiencing everything he had seen on the news or heard on the radio. Sleeping was difficult and he called the night shift more often but did not have a specific request for help.
A week or two ago I got the feeling that things were going even less well. In the morning he thought it was evening, didn't want to get out of bed. We then left him on the bed and cared for him there. Always offer drinks, these were the hot late summer days. Then I had a week's holiday and came back last Monday. His heart stopped working properly and we cared for him in bed. No longer approachable, rattling breathing. Started with strong medication to keep him from suffering. You would like to do so much more, but you can't do more than take very good care of him.
We put him in his favorite “De Dijk” T-shirt, shaved him clean and gave him a nice breath of fresh air. Placed high on the cushions, well supported so that breathing was easier. At the end of the service the position changed again in such a way that he was lying comfortably and made a calmer impression.
He passed away peacefully early in the evening surrounded by family.
We have cared for you with love and both residents and employees will miss you enormously. This was immediately noticeable by the atmosphere within the department, everyone was busy with his/her own thoughts.
A fellow resident put it very aptly:
'Heaven has an added star, a very beautiful star.'